Systeemverandering moet focussen op grondstoffenreductie
De “Dutch Sustainable Growth Coalition” (DSGC), geleid door de CEO’s van AkzoNobel, DSM, FrieslandCampina, Heineken, KLM, Philips, Shell and Unilever, pleitte vorige maand voor systeemverandering in de kunststofketen, maar gaat voorbij aan het feit dat er meer nodig is dan recycling. Een échte systeemverandering betekent een significante reductie in de hoeveelheid plastics, en daarmee grondstoffen, die in onze samenleving wordt ingezet. Ook al spreekt de coalitie de intentie uit om minder materialen te gebruiken en zero waste te opereren, ze gaat nauwelijks in op preventie of hergebruik strategieën. Terwijl daar juist de nadruk op zou moeten liggen. Anders zal het totale grondstoffenverbruik alsnog toenemen, in strijd met duurzaamheid.
Om de transitie richting een circulaire economie te realiseren zullen wegwerpplastics zoveel mogelijk moeten worden uitgefaseerd, overbodige verpakkingen vermeden, circulair ontwerp van producten verplicht en hergebruiksystemen opgeschaald (zie het werk van Mission Reuse).
R-ladder vraagt om innovaties gericht op productfuncties
De coalitie van multinationals lijkt het concept van circulair design en zero waste te omarmen. Ze maakt echter enkele cruciale denkfouten die maatregelen de verkeerde kant op sturen. Op pagina 7 verwijst het rapport naar de tien “R” strategieën in hun zero waste hierarchy.
Deze verschilt op belangrijke punten van de R-ladder die de Nederlandse overheid hanteert (zie onderstaand figuur).
De Zero Waste Hierarchy van de DSGC begint ook met Refuse, maar past dit toe op de hoeveelheid materiaal die wordt toegepast, maar niet op het aantal producten. Dit betekent dat meer producten zouden kunnen worden geproduceerd, maar net iets efficiënter met minder grondstoffen (gelijk de tweede trede Reduce). Efficiënt omgaan met grondstoffen is belangrijk, maar lichtgewicht plastics is niet altijd de beste oplossing. Minder materiaal in een verpakking (indien te ver doorgevoerd) kan ten koste gaan van de robuustheid waardoor het niet meer kan worden hergebruik. Refuse in de R-ladder gaat om de vraag of we überhaupt een bepaald product nodig hebben? Dit roept op tot creativiteit om productfuncties radicaal anders in te vullen.
Een correcte R-ladder voor de circulaire economie stelt producten, en meer specifiek hun functies centraal. De vraag is hoe producten verpakt kunnen worden met minimaal grondstoffengebruik en milieudruk per functie-eenheid “x-aantal keer verpakken van een product”. Dat betekent dat ook meermalige verpakkingen, of hele andere verpakkingsconcepten, als alternatief moeten worden gezien voor eenmalige verpakkingen.
Er zijn veel voorbeelden van R-strategieën waarbij overbodige/wegwerp verpakkingen effectief worden vermeden. Verse groenten hoeven niet te worden verpakt als de producent laser-merken gebruikt (strategie R0 in de R-ladder). De liter flessen voor frisdrank zouden kunnen worden vervangen door een smaak- en CO2-tablet (R1). De hoeveelheid materiaal in zowel meermalige als eenmalige flessen kan worden gereduceerd (R2) door vormgeving (bijvoorbeeld door een ‘fles met taille’). Voor bier worden al meermalige (glazen) verpakking gebruikt (R3), en dit zou kunnen worden uitgebreid naar andere dranken. Voor take-away drinkbekers en maaltijdcontainers zijn er innovatieve hergebruiksystemen die moeten worden opgeschaald. Houten pallets worden nu al vaak hergebruikt (R3) én gerepareerd voor hergebruik (R4) als ze kapot zijn. De strategieën Refurbish (R5), Remanufacture (R6) zijn vooral relevant in de bouw (bijv. voor kunststof raamkozijnen, deuren). Repurpose (R7) zou kunnen worden toegepast op sommige meubels van kunststof.
De zero waste hierarchy van de multinationals heeft daarnaast een aparte trede voor Redesign terwijl dat op zichzelf geen afzonderlijke strategie is. Redesign is essentieel voor alle strategieën die gericht zijn op preventie, hergebruik en recycling, maar dat maakt het zelf nog geen strategie. Het is juist een inherent onderdeel van iedere aanpak gericht op de circulaire economie.
Levenscyclusanalyses mogen geen achterpoortje worden voor verboden op wegwerpplastics
Het rapport stelt dat de keuze voor een bepaalde R-strategie zou moeten afhangen van een levenscyclusanalyse (LCA) dat een “objectief” instrument zou zijn. Volgens de coalitie van multinationals zou in dat geval niet altijd ingezet moeten worden op hergebruik, maar zouden sommige wegwerpplastics die door de Europese Single Use Plastics Richtlijn (SUPD) worden verboden geoorloofd zijn op basis van een LCA.
Hierbij gaan de auteurs echter voorbij aan het feit dat plastic vervuiling (zwerfafval en plastic soep, die de SUPD wil terugdringen) en microplastics niet worden meegenomen in een LCA. Bovendien wordt de uitkomst van LCAs vaak bepaald door de onderliggende aannames, die kunnen worden beïnvloed door de opdrachtgevers. Omdat die baat hebben bij een bepaalde uitkomst worden vaak gunstige aannames gemaakt voor wegwerpplastics. Een LCA en hoe de resultaten worden geïnterpreteerden gecommuniceerd, is dus niet altijd volledig objectief, dit is afhankelijk van hoe het precies is uitgevoerd. Kortom, de aanbeveling van de DSCG om de Single Use Plastics Directive aan te passen zodat bedrijven alsnog bepaalde eenmalige verpakkingen kunnen gebruiken op basis van een LCA is zeker niet wenselijk. Verboden in Europese Richtlijnen dienen in principe categorisch te worden doorgevoerd, waarbij uitzonderingen mogelijk zijn voor medische toepassingen.
Design for recycling: plaats duurzaamheid boven marketing
Eén van de problemen die de DSGC centraal stelt in het rapport is dat er onvoldoende aanbod is van goede kwaliteit gerecycled plastic. De auteurs wijzen naar de sorteerders en recyclers aan het eind van de keten om dit probleem op te lossen. Het zijn echter de producenten (oftewel, de kunststofverwerkers) en brand owners (waaronder de leden van de DSGC) die de belangrijkste kaarten in handen hebben om de kwaliteit van recycling vanaf het begin van de keten te faciliteren, door circulaire principes te volgen tijdens de ontwerpfase of inkoop.
Het rapport stelt terecht dat er teveel verschillende soorten kunststof zijn en dat het nodig is om vooral in te zetten op kunststoffen die hun waarde behouden en makkelijk kunnen worden teruggewonnen. Factoren die het sorteer- en recyclingproces kunnen verstoren: niet- of slecht-recyclebare kunststoffen (bijvoorbeeld onder de RIC-code 7), folies en laminaten, bepaalde additieven, lijmen, etiketten, verpakkingen met verschillende lagen of onderdelen van andere materialen (zoals drankkarton met kunststof en aluminium aan de binnenzijde) die niet (makkelijk) van elkaar kunnen worden gescheiden.
Brand owners als Unilever hebben echter zélf de mogelijkheid om te bepalen hoe ze hun producten maken en welke stoffen ze daarin verwerken. Bovenstaande factoren kunnen ze dus zelf elimineren door hun producten of /componenten circulair te ontwerpen en producteisen te stellen aan hun ketenpartners.
Op dit moment stellen brand owners vooral producteisen die gaan over de look van verpakkingen, zoals bijvoorbeeld transparante plastics of kleurstelling die niet (makkelijk) door recyclaat kan worden geleverd. Brand owners zullen in plaats van marketing juist de duurzaamheid voorop moeten stellen. Door simpele ontwerpen en monomaterialen (PE, PP en PET) voor te schrijven, ontstaan uniforme verpakkingen die hergebruik, inzameling, sortering en uiteindelijk recycling makkelijk maken. Dit is mogelijk voor productgroepen zoals drank-, maaltijd- en cosmetica verpakkingen.
De DSGC stelt wel dat de complexiteit van plastic producten moet worden teruggedrongen door middel van circular design richtlijnen, sectorspecifieke normen en roadmaps om bepaalde materialen uit te faseren. Maar zolang dit vrijwillig gebeurt zal het niet snel genoeg gaan. Marketing gaat voor bedrijven nog altijd boven duurzaamheid, ook al is dat slechter voor het milieu. Daarom is het noodzakelijk dat circulair ontwerp via regelgeving – met name de Packaging and Packaging Waste Directive – wordt afgedwongen. Design voor preventie of hergebruik zal hierbij voorop moeten staan. Nieuwe regelgeving, richtlijnen en normen zullen niet alleen in samenwerking met de industrie moeten worden geformuleerd, zoals het rapport stelt (p.9), maar ook met innovatieve middelgrote en kleine bedrijven en maatschappelijke partijen waaronder milieuorganisaties.
Pas op met end-of-pipe oplossingen zoals chemische recycling
De DSCG stelt veel vertrouwen in technologische recycling innovaties, oftewel “advanced” recycling, wat eigenlijk een eufemisme is voor chemische recycling. Het levert echter niet zoveel milieuwinst op als in het rapport wordt beweerd. Het is juist een energie-intensief proces dat gebruik maakt van schadelijke chemicaliën .
Wellicht dat chemische recycling kan worden ingezet voor reststromen die niet door mechanische recycling kunnen worden verwerkt, maar op dit moment vergt ook chemische recycling relatief schone plastic afvalstromen. Het meeste kunststofafval kan echter mechanisch worden gerecycled, zolang plastic producten in eerste instantie zijn ontworpen voor recycling en correct worden ingezameld.
Bovendien vergt chemische recycling hoge investeringen. Miljoenen euro’s subsidies pompen in deze route gaat al snel ten koste van andere strategieën hoger op de R-ladder. Hoge investeringen in dure installaties voor chemische recycling creëren bovendien een lock-in situatie omdat ze een continue aanvoer van plastic afval vergen. Dat betekent dat er minder incentive is om in te zetten op reductie, preventie en hergebruik.
Inzameling: zorg voor schone monostromen
Om hoge kwaliteit recyclaat te produceren is het zaak om bij de inzameling van (kunststof)afval zoveel mogelijk schone monostromen zonder vervuiling in te zamelen. Statiegeld is hiervoor het middel bij uitstek, maar er zijn ook andere inzamelsystemen mogelijk.
Voor bepaalde kunststof producten, waar mogelijk zorgwekkende stoffen in zijn verwerkt zoals elektronische apparatuur, zijn controlled loop systemen wenselijk. Dit zijn systemen waarbij kunststof producten (componenten en materialen) aan het eind van hun levensduur via een retoursysteem weer terugkomen bij de producent (of producenten uit dezelfde sector), na een verwerkingsketen met hoge mate van traceerbaarheid te hebben doorlopen. Het voordeel hiervan is dat producenten precies weten uit welke materialen en stoffen hun producten bestaan en ze opnieuw in hun productieproces kunnen verwerken.
In het rapport wordt verwezen naar nascheiding van plastic afval in plaats van bronscheiding. Het is inderdaad zo dat nascheidingstechnieken zijn verbeterd over de jaren heen en het rendementsverschil met bronscheiding momenteel niet heel groot is, maar dat komt vooral doordat de kwaliteit van bronscheiding ontoereikend is. Het verbeteren van bronscheiding, in combinatie met circulair ontwerp, blijft noodzakelijk voor die types kunststofafval waar statiegeld noch controlled loop systemen voor functioneren om schone monostromen te bereiken. Dit vergt onder meer duidelijke communicatie vanuit gemeenten richting burgers én een gecentraliseerde aanpak.
Conclusie
De visie van de Dutch Sustainable Growth Coalition lijkt dus vooral een voortzetting van het huidige wegwerpmodel, waarin de keten wel beter wordt gesloten maar er geen sprake is van een significante reductie van plastic en dus grondstoffenverbruik. Sommige beleidsaanbevelingen worden door Recycling Netwerk Benelux verwelkomd, maar de voorstellen die in dit artikel aan bod kwamen zullen de transitie richting een circulaire economie alleen maar uitstellen. Als de leden van coalitie van multinationals écht werk willen maken van de transitie dan zullen zij hun eigen business modellen, productieprocessen en -ketens moeten herontwerpen volgens de officiële R-ladder. Dat zou pas écht systeemverandering in gang zetten.