Hoe staatssecretaris voor I&W Vivianne Heijnen de transitie naar een circulaire economie kan versnellen

by Rob Buurman | 4 februari 2022

Milieuorganisatie Recycling Netwerk doet in een brief aan Staatssecretaris van I&W Vivianne Heijnen verschillende beleidsvoorstellen voor een snellere transitie naar een circulaire economie.

Het nieuwe Nederlandse kabinet Rutte IV is sinds 10 januari officieel geïnstalleerd. Al eerder werd bekend dat Stientje van Veldhoven (D66) niet door zou gaan als Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (I&W). Steven van Weyenberg was staatssecretaris van 10 augustus 2021 tot 10 januari 2022. Inmiddels is Vivianne Heijnen (CDA) gestart aan haar nieuwe functie.

Het Kabinet Rutte IV spreekt in het coalitieakkoord “Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst” over haar ambities op het gebied van klimaatverandering en circulariteit. Nederland wil tot de “kopgroep” behoren in de transitie naar een groene economie. In 2050 wil het kabinet klimaatneutraal zijn.

Als milieuorganisatie juichen wij deze voornemens toe. Staatssecretaris Heijnen speelt een belangrijke rol in het circulaire economie-dossier. We schreven haar vanuit onze expertise een brief waarin we beleidsonderwerpen uitlichten die wij essentieel achten om de ambities in het coalitieakkoord te kunnen realiseren. De onderwerpen die centraal staan in de transitie naar een circulaire economie en die daadkrachtig beleid behoeven.

Grondstoffenreductie in de bouw, mobiliteit, elektronica, textiel en verpakkingen 

Een circulaire economie heeft als doel het gebruik van grondstoffen te reduceren. Verschillende industrieën zijn momenteel nog in grote mate afhankelijk van nieuwe grondstoffen, met een enorme milieu-impact tot gevolg.

Deze problematiek wordt echter niet centraal gesteld in het coalitieakkoord. Het coalitieakkoord maakt terecht de link tussen klimaat en de circulaire economie (p.7), want na de energietransitie is een circulaire economie het tweede domein waarmee de uitstoot van CO2 sterk kan worden verminderd. Maar vermindering van grondstoffenconsumptie is van breder strategisch belang voor Nederland. De milieuwinst die erdoor wordt bereikt gaat ook veel verder dan een lagere CO2-uitstoot.

Het in 2016 opgestelde Rijksbrede programma Circulaire Economie ‘Nederland circulair in 2050‘ bevat de ambitieuze doelstelling abiotisch grondstoffengebruik te halveren voor 2030 ten opzichte van 2014 en volledige circulariteit te bereiken in 2050. We vragen de Staatssecretaris om deze doelen te herbevestigen in deze regeerperiode en bindende grondstoffenreductieplannen uit te werken voor domeinen zoals de bouw, mobiliteit, elektrische apparaten, textiel en verpakkingen. Hierbij is het belangrijk om op te merken dat veel beleid zich momenteel richt op de omgang met en verwerking van afval, niet op de reductie van grondstoffen. Een fundamentele heroriëntatie van de beleidsaanpak is noodzakelijk om de grondstoffenconsumptie sterk terug te dringen.

Uitgebreide producentenverantwoordelijkheid

Voor steeds meer productgroepen bestaat er in Nederland Uitgebreide Producentenverantwoordelijkheid (UPV). Hiermee maakt de overheid producenten verantwoordelijk voor de levenscyclus van hun producten en productsystemen, met het doel om de impact daarvan sterk te verminderen.

In Nederland bestaan er al UPV-systemen voor autobanden en autowrakken, verpakkingen, elektronische apparatuur, en batterijen en accu’s. De overheid heeft conceptregelgeving opgesteld om daar vanaf 2023 in ieder geval ook textiel bij te voegen. Hiervoor heeft Recycling Netwerk recentelijk een zienswijze ingediend.

Om invulling te geven aan de doelstellingen, zetten de producenten voor wie de UPV geldt, producentenorganisaties (Producer Responsibility Organisations, PRO’s) op. Deze PRO’s geven  namens de betrokken producenten uitvoering aan het beleid.

Het aansporen van producenten om hun producten te verduurzamen en de impact ervan te verminderen is een goede zaak. We zien echter ook dat het instrument van producentenverantwoordelijkheid vaak leidt tot niet-effectief milieubeleid. Producentenorganisaties hebben via regelgeving een mandaat om de milieu-impact van producten te verminderen. Maar sommige PRO’s blijken ook aanvullende, negatieve, invloed uit te oefenen op de milieudoelstellingen en -regelgeving. Ze behartigen de financiële belangen van producenten via lobbypraktijken en werken zo ambitieuzer milieubeleid tegen.

Producentenorganisaties dienen geen vervangende belangenorganisaties te zijn. De overheden en de maatschappij zijn afhankelijk van producentenorganisaties voor de uitvoering van het beleid. De PRO’s dienen zich ook op de uitvoering te richten en niet op de afzwakking ervan. Daarom stellen we voor dat de overheid de governance van PRO’s beter reguleert. Hiervoor moet de overheid een brede discussie opstarten met diverse stakeholders, waaronder academici, milieuorganisaties, afvalinzamelaars en ook producenten. We zijn bij Recycling Netwerk reeds gestart met onderzoek naar een betere governance voor producentenorganisaties.

Focus op preventie

Een circulaire economie moet gaan over de reductie van grondstoffengebruik. Maar het beleid van de Nederlandse overheid  stuurt vooral op afvalverwerking. Hoewel met hoogwaardige recycling hergebruik van grondstoffen mogelijk is, zou er meer aandacht uit moeten gaan naar preventie en hergebruik. Een voorbeeld: In 2019 toonde Recycling Netwerk we aan dat producenten van alcoholische dranken, shampoo en wasverzachter hun verpakkingen om marketingredenen onnodig zwaar maken. Dit leidt tot materiaalverspilling. Door deze verpakkingen lichter te maken, kunnen grondstoffen uitgespaard worden. Preventie en producthergebruik, en niet recycling, staan bovenaan op de R-ladder omdat ze direct bijdragen aan het behalen van circulaire doelstellingen. De Europese Kaderrichtlijn Afvalstoffen verplicht overheden trouwens om bij opstellen van wetgeving de prioriteitsvolgorde van de afvalhiërarchie te volgen. Helaas gebeurt dit nog amper.

Focus op hergebruik 

Een groot deel van de wegwerpverpakkingen kan worden vervangen door herbruikbare verpakkingen. Dat is ook nodig om te voldoen aan de eisen van de Europese Single Use Plastics (SUP)-richtlijn. Toenmalige staatssecretaris Stientje van Veldhoven schreef in haar  kamerbrief van februari 2021 te willen inzetten op “landelijke afspraken om overal waar mogelijk herbruikbare bekers, bestek en verpakkingen aan te bieden aan de gebruikers en het gebruik van wegwerp in de komende jaren waar mogelijk uit te faseren”. Wij roepen het kabinet op om deze beleidsambitie om te zetten in concrete regelgeving voor 2023.

Momenteel is de Nederlandse beleidsambitie en -uitvoering beperkt, zeker in vergelijking met buurlanden. In 2026 dient voor Europa een meetbare, kwantitatieve consumptievermindering voor plastic drinkbekers en voedselverpakkingen te worden aangetoond en dient hergebruik te worden aangemoedigd. Hierbij moet niet enkel gefocust worden op wegwerpplastics want daarmee wordt een verschuiving naar andere grondstoffen geriskeerd.

Voor de opschaling van hergebruik is ook infrastructuur nodig om de retourlogistiek te faciliteren. Hierbij staat gebruiksgemak voor de consument voorop (zie consumentenstudies van Mission Reuse en Kantar). Stakeholders moeten samenwerken om dit te realiseren. De overheid moet dit faciliteren en financieel ondersteunen, bijvoorbeeld met hogere kosten voor wegwerpproducten, een belasting op wegwerpproducten, uitgebreide producenten verantwoordelijkheid, het stimuleren van hergebruik, en subsidies voor noodzakelijke logistieke componenten zoals wasstraten.

Statiegeld is een onmisbaar instrument voor circulaire economie

Hergebruik van zowel producten als grondstoffen is noodzakelijk voor de transitie naar een circulaire economie. Statiegeld is dé manier om een hoogwaardige inzamelstroom te realiseren die product- en gronstoffenhergebruik mogelijk maakt.

Het Kabinet Rutte III besloot om statiegeld in te voeren op zowel flesjes als blikjes. Het draagvlak voor statiegeld op deze drankverpakkingen is enorm. Dit politieke besluit is dan ook breed maatschappelijk ontzettend positief ontvangen. Veelvuldige ervaringen in andere landen bewijzen de belangrijke rol die statiegeld speelt in de transitie naar de circulaire economie Het is een ‘easy to implement’ systeem, laaghangend fruit.

We constateren echter dat het vorige kabinet bij de implementatie van het statiegeldsysteem in Nederland keuzes heeft gemaakt die de effectiviteit van het concept statiegeld ondergraven en daarmee de beoogde milieuwinst ondermijnen. Denk aan het relatief lage statiegeldbedrag van 0,15 euro, de verwarrende uitzondering voor sapflesjes en het verwijderen van de terugnameplicht voor verkooppunten waardoor consumenten op minder plekken hun statiegeld terug kunnen krijgen.

Het statiegeldsysteem staat en valt met participatie door consumenten. Maar de inrichting van het Nederlandse statiegeldsysteem maakt het niet gemakkelijk voor de consument om eraan deel te nemen. Het bedrijfsleven, onder leiding van de tegenstribbelende supermarkten, holt de werking van statiegeld verder uit. Het huidige plan van het Afvalfonds om consumenten voor de statiegeldblikjes naar een ander inzamelpunt te sturen dat buiten de supermarkt ligt, de zogeheten “circulaire hubs’, is hier niet het enige, maar wel het meest recente en meest treffende voorbeeld van.

Wij roepen het huidige kabinet met urgentie op om de effectieve werking van het concept van statiegeld te waarborgen. Alleen dan zal het draagvlak voor dit politieke besluit en statiegeld als instrument overeind blijven, en kan Nederland er maximale milieuwinst mee realiseren.

Gerelateerde tags

MEER OVER DIT ONDERWERP